Het gaat te ver om terug te komen op de foto's van August Sander, tóch doe ik het. Sander spijkerde met het belichten van één negatief een heel begrip vast, in zijn geval dat van de wrange tijd van vóór de grote Duitse tweede-wereldoorlog- performance.
Het zijn nu andere tijden en in Nederland hebben we geen last van andermans prikkeldraad. Toch voelen we dat we andere tijden in gaan en het is daarom de moeite waard om deze laatste fase goed vast te leggen. André heeft inmiddels 2200 ateliers gefotografeerd en de rug van elke kunstenaar. Buiten de beoordeling van de fotos op zich (Spontaan ! Goed getime-d ! Hoe doet ie dat? Dat licht !) zie ik een veel waardevoller aspect, en dat heeft met het bovenstaande te maken. We mogen een atelier definiëren als een ruimte waarin een kunstenaar om praktische of symbolisch-territoriale redenen zijn universum helpt te laten ontstaan. Iedere kunstenaar reflekteert in die beperkte oppervlakte, dat beperkte volume, de richting waarin hij allereerst zichzelf, maar hopelijke ook anderen, naar een verrijking kan helpen (en we gaan er van uit dat gorigheid, bitterheid of leugenachtigheid óók een verrijking kunnen zijn).
De fotos van André zijn Europees en geven daarmee een luxepunt aan. Ons wereldbeeld heeft het gepresteerd om toe te staan dat sommigen zich begaven in die weg van
schepping en onderzoek, dat zij zich konden veiligstellen, met hun spullen, tussen 4 muren. We hebben de laatste 50 jaar een tijd gekend waarin deze mensen bescheiden havens mochten inrichten, bijhouden, verwarmen, van hang- en sluitwerk voorzien.
Soms werden die oppervlaktes gezien als de plek waar een beroep wordt uitgeoefend, en dan is alles zelfs aftrekbaar voor de belasting, maar laten we vooral aan de mooiere versie denken: het was de kneedplek voor een laag vrijgestelden. Kunst was een risicovolle maatschappelijke investering, weinig echte vruchten, veel windeieren. Maar een enkele keer was er een gelukkige die een ader aanboorde naar een nieuw perspectief. Al die processen werden bevorderd en konden we ons permiteren.
Getraind door mijn afwisselend verblijf in rijke en arme continenten zie ik deze vanzelfsprekendheid als iets unieks, als iets moois en als iets dat terrein verliest. Met name Nederland, een van de rijkste landen en een van de luiste in termen van ophemeling of afwijzing van kunst, was een lovenswaardig baken voor andere landen om naartoe te werken. Stellen we ons toch een wereld voor waar Georgiers ook zo zorgeloos konden werken én Panamezen, Vietnamezen en Tamils. Dát zou een palét zijn !
Alvast en mischien afsluitend: al die kleine ruimtes, waar individueen zich nog in een vrijheid wanen en waar ze menen eigen ritueelen, gewoontes en waarheden te ontwikkelen, deze strakke beperking van beschutting, pragmatisme en licht worden door Smits vastgelegd, als autobotsingen voor de verzekering. Want de polislezende Europeaan, geldgedreven maar begrijpend dat hij armer moet worden, is zijn eigen kinderlijkheid aan het afschudden, het geestes-speelgoed aan het verwaarlozen.
Het kost hem gevoelsmatig weinig moeite, en daarbij, hij is nog lang niet moe.
Dick Verdult, Bergeijk 2012
dickeldemasiado.com/
Contact: |